Leefwijze

De das, een geheimzinnige scharrelaar?

Nederlands grootste marterachtige.

 

Familiedier en goedzak

Nederlandse naam

Das

Wetenschappelijke naam

Meles meles

Betekenis Latijnse naam

Meles betekent buik, pens of zak (= Bargoens voor buik)

Inleiding

De das is de mascotte van de Loonse en Drunense duinen. Het vreemde is dat slechts weinig mensen ooit een das in levende lijve hebben ontmoet. Vanwege zijn wat geheimzinnige en terug getrokken nachtelijke leefwijze zul je hem niet snel ontmoeten. In vroegere tijden was dit de directe aanleiding om de das uit de weg te gaan en erger nog, te vervolgen. Gelukkig weten we nu beter, toch? Wat weten we van de das en is hij wel zo geheimzinnig en mysterieus?

Uiterlijk

Algemeen:

Grootte kop-romp

65 tot 80 cm

Grootte staart

12 tot 20 cm

Gewicht

6,5 tot 16 kg

Voedsel

Insecten, regenwormen, aas, fruit, noten

Draagtijd

7 weken.

Bijzonderheden

Paart hele jaar, heeft verlengde draagtijd

De das, wetenschappelijke naam Meles meles, is uit duizenden te herkennen en in Nederland nergens mee te verwarren. Alleen al zijn kop zorgt ervoor dat je direct weet dat je een prachtige das aan het bekijken bent. Prachtige brede witte en zwarte banen vanaf zijn grote zwarte neus tot net achter zijn opvallend kleine oren. In de zwarte banen 2 kleine pret oogjes die vrij ver naar voren zitten en weinig zien en de oren afgezet met een witte rand. Dat kan niet meer missen. Daarachter een dikke nek en een log grijs gemêleerd wat plomp lijf op vier donkere poten met vooral aan de voorpoten 5 grote scherpe nagels. Dat alles mooi afgewerkt met een lichte korte staart. Hun loop is nogal lachwekkend. Het schommelt alle kanten op.

Tot voor de komst van de wolf was de das Nederlands grootste land roofdier (nou ja, roofdier, daarover later meer) met een hoogte van ca. 30 cm en, van neus tot puntje staart tussen 70 tot 100 cm. Het gewicht kan behoorlijk variëren maar licht bij een volwassen dier tussen de 10 en 16 kilo. Uitschieters naar boven komen net als bij mensen ook voor. Enige jaren geleden hadden we een dood gereden exemplaar van 22kg. De mannetjes, beer genoemd, zijn wat groter, forser gebouwd en hun kop is iets breder dan bij de vrouwtjes, zeug genoemd. In het najaar worden dassen zwaarder. Er is dan meestal genoeg voedsel te vinden en ze zorgen dan voor vet opbouw waarmee ze de winter goed kunnen doorkomen. In de winter is er minder eten te vinden.

Jonge dassen zijn een kopie van de volwassen dieren. Ze zijn wat slanker, de kop is ietsje smaller en ze lijken wat donkerder. Maar zo'n 6 maanden na de geboorte is het verschil bijna niet meer te zien. Ze zijn dan praktisch net zo groot als hun ouders.

foto Distelvinkjes: Das bij uitgang burcht

Verspreiding

In een groot deel van Nederland is de das inmiddels weer aanwezig. Je zult hem voornamelijk aantreffen op de hogere zandgronden langs de oost grens, Veluwe, Utrechtse heuvelrug en in Noord-Brabant. In Brabant is de verspreiding van het oosten tot ongeveer halverwege de provincie, tot aan de westkant van de Loonse en Drunense duinen. In het westen van het land zul je de das minder vaak aantreffen alhoewel hij daar inmiddels ook aanwezig is. Je vind hem meestal aan de randen van bossen, houtwallen en beschutte, rustig gelegen kleine bossages. Nu de das weer aan een opmars bezig is worden echter ook de meer open terreinen zoals heidevelden weer bezet.

Buiten Nederland is de das eigenlijk in heel Europa te vinden behalve in de echt noordelijke gebieden. Van hieruit strekt zijn leefgebied zich uit door Azië tot en met Japan.

Verspreidingskaart Das
Bron: NDFF Verspreidingsatlas

Aantallen

Van voor 1900 zijn er weinig tot geen gegevens bekend over de aantallen dassen die er aanwezig waren in Nederland . De eerste betrekkelijk betrouwbare aantallen zijn van begin 1900, er waren toen ca. 12.000 exemplaren aanwezig in Nederland. Ook in Noord-Brabant kwam de das voor en dan voornamelijk op de hogere zandgronden wat neerkomt op ten zuiden van de lijn Bergen op Zoom naar Grave. Dat waren nog behoorlijke aantallen, rond 750 burchten die rond de 2500 tot 2800 dassen moeten hebben gehad.

Vanaf toen is het hard berg afwaarts gegaan, en bleven er een kleine 40 burchten over in 1980. Eigenlijk vreemd want sinds 1947 is de das namelijk beschermd maar dat weerhield stropers maar ook jagers er niet van om actief op de das te jagen. Begin jaren 60 waren er nog ongeveer 2200 dassen over in Nederland.

Toen door ook nog de ruilverkaveling bij kwam, was het helemaal gedaan met het leefgebied van de das. Prachtige houtwallen werden vernield en vervangen door het fantastisch prikkeldraad, burchten werden vernield, ondanks de wettelijke bescherming, gif werd ruimschoots uitgestrooid over de gewassen. Kortom, kommer en kwel. En oh ja, we vergeten de auto. Die maakt ook honderden slachtoffers per jaar in Nederland.

In 1990 waren er van de 12000 dassen uit begin 1900 nog maar 1600 dassen over, ruim 87,5% uitgeroeid en vernietigd dus.

Gelukkig stonden er mensen op om de das te redden en de stichting Das&Boom werd opgericht.

Ik beperk me even tot de Loonse en Drunense duinen en omgeving. Daar was helemaal niets meer over van de dassenpopulatie. In 1998 is het plan opgepakt om de das weer te herintroduceren en in 1999 zijn daar de eerste exemplaren ook daadwerkelijk uitgezet. Een paar jaar later nogmaals een aantal, in totaal 21 stuks.

Gelukkig kunnen we nu zeggen dat de herintroductie succesvol is geweest. Rond 2020 waren er ongeveer 80 bezette burchten wat inhoud dat er weer rond de 280 dassen een leefgebied hebben gevonden in de LDD en omgeving.

Habitat

De das is niet strikt aan een bepaald type leefgebied gebonden. Er zijn wel belangrijke voorwaarden waaraan het terrein en ondergrond moeten voldoen. De das leeft in ondergrondse holen, de burcht, dus de ondergrond moet voldoende makkelijk uit te graven zijn en de grondwaterstand laag genoeg om geen natte ondergrondse leefomgeving te hebben. Een zanderige ondergrond heeft daarom de voorkeur. Een kleibodem is lastiger te bewerken en watert daarnaast ook niet lekker af.

De omgeving van de burcht wordt gebruikt als foerageer gebied. De das geeft de voorkeur aan kleinschalig landschap waar hij zich vrij kan bewegen en dekking kan zoeken bij gevaar. Een landschap met kleine zandruggen, houtwallen, vochtigere open ruimtes en losse struiken zijn hierbij favoriet. Natuurlijk moet er dan ook voldoende voedsel aanwezig zijn. Maar hij zal zich ook vestigen op meer open locaties zoals vochtigere heidevelden, weilanden en akkerbouw gebieden. Natuurlijk moet er wel aan de voorwaarden voor een burcht kunnen worden voldaan.

De burcht

De burcht is het centrale gedeelte van hun leefwereld maar ligt niet perse in het midden van hun territorium. Het wordt vaak gebouwd in zandwallen, opgaande of hogere gronden, heuvels of dijken, vaak dicht bij of in hun foerageergebied. Een burcht bestaat uit een wirwar van pijpen (gangen), kamers en luchtkanalen. Pijpen liggen op een diepte tot ca. 1 meter, zodoende zal de grondwater stand dus ruim lager moeten zijn, minimaal 1,5 meter. Op deze diepte is de omgevingstemperatuur minder van invloed op de ‘binnen’ temperatuur. Deze zal zo rond 14°C zijn op die diepte en vrij constant gedurende het grootste gedeelte van het jaar. Die gangen kunnen tientallen meters lang zijn maar in de Loonse en Drunense duinen komt dat niet veel voor.

Burcht doorsnede
Bron; Onbekend

Burcht oppervlakte
Bron: www.researchgate.net

Een burcht heeft soms maar 2 of 3 pijpen, vaak een stuk of 10 tot 12 maar er zijn burchten die er wel 80 of meer hebben. Ook het oppervlak varieert van slechts 75m2 tot wel 1000m2. Er schijnen zelfs burchten te zijn van bijna een hectare (10.000m2), 100x100 meter dus maar die komen in de omgeving van de Loonse en Drunense duinen niet voor. Er zijn meerdere kamers, meer dan er dassen zijn, zoals kraamkamers en slaapkamers. Een burcht kan vele tientallen jaren meegaan en wordt goed onderhouden. De in gebruik zijnde kamers worden gestoffeerd met droog gras, bladeren, mos en/of varens en regelmatig verschoond. Parasieten in je bed is ook niet prettig. Dat is ook wel grappig om te zien hoe ze dat naar binnen brengen. Dat gaat achterwaarts met het materiaal tussen de voorpoten geklemd en dan in een soort huppelende golf beweging wordt steeds een stukje afgelegd. Bovendien wordt in de winterperiode wat vochtiger gras naar binnen gesleept wat dan begint te broeien en daarmee warmte afgeeft. De pijpen worden dan vaak dichtgestopt met gras e.d. om de koude wind buiten te houden. Dat doen ze dan weer niet van buiten naar binnen de pijp in trekken maar andersom. De das wisselt regelmatig van kamer, en van ingang. Vermoedelijk is dat vanwege de parasieten.

FILMPJE GRAS VERZAMELEN

 

Naast de hoofdburcht komt het regelmatig voor dat er nog een bij-burcht aanwezig is. Deze ligt op enige afstand van de hoofdburcht en is kleiner. Deze bij-burcht wordt voor verschillende doeleinden gebruikt: Als kraamkamer zodat de zeug rustig haar jongen ter wereld kan brengen, als vlucht mogelijkheid bij gevaar of soms als tijdelijke woning, mogelijk bij verstoring aan de hoofdburcht.

Verder tref je her en der een enkele pijp aan. Die worden gebruikt als vlucht-, of rustplaats. Dat is ook niet zo vreemd want territoria kunnen behoorlijk groot zijn van tussen 30 en ruim 150 hectare. Dan wil je onderweg misschien wel even uitrusten.  

Territorium en sociaal leven

Dassen leven met meerdere familieleden in een burcht. Vaak bestaat een groep dieren uit de ouders, jongen van vorig jaar en jongen van het huidige jaar. 6 tot 8 exemplaren zijn geen uitzondering. Het zijn zeer sociale dieren die de onderlinge verstandhoudingen versterken door te ravotten, de jongere exemplaren, en elkaar te verzorgen. Bij het ontwaken, dat is ’s avonds want een das is een echt nachtdier, volgt een heel ritueel van poetsen, krabben, uitschudden, elkaar verzorgen en stoeien. Het duurt vaak enige tijd voordat er een das aanstalten maakt om voedsel te gaan zoeken. Regelmatig wordt ook voor deze voedsel tochten de kamers in de burcht voorzien van nieuwe stoffering bestaande uit gras en blad of wordt een ingang (pijp) wat gerenoveerd of zelfs een compleet nieuwe bij gegraven.

Voedsel

Ondanks dat de das, tot voor kort, Nederlands grootste landroofdier werd genoemd is het eigenlijk een omnivoor oftewel, een alles eter. De bekendste omnivoor is de mens maar ook de beer, varken, rat, veel insecten (bv kakkerlak, mier) en vogels (bv merel) zijn alleseters. De das leeft van het aanbod van de jaargetijden maar zijn favoriete voedsel is de regenworm. Vandaar dat een das ook een wat vochtiger landschap nodig heeft, hier liggen de regenwormen voor het opslurpen. Maar verder gaat van alles zijn bek in: kevers, wespen-, bijen- en hommellarven, dode dieren, en als het lukt ook levende maar de das is geen actieve jager. Als gedurende het jaar noten en fruit rijp van de bomen valt is de das er bij om dit te verorberen. Maistelers zijn niet blij met de das want hij is verzot op mais wat nog lang niet rijp is, die hele zachte natte korrels. Zodra de mais wat ouder wordt laat de das de mais links liggen.

Vanuit de burcht worden de foerageertochten gestart die binnen het territorium worden uitgevoerd. Afhankelijk van het voedselaanbod en de continuïteit daarvan, is zo’n territorium groter of kleiner. Er zijn kleine territoria van rond de 30 hectare tot meer dan 150.

Bij zijn zoektocht naar voedsel maakt hij gebruik van zijn reuk en gehoor, zijn gezichtsvermogen is maar beperkt. Zo vindt de das insecten die in de grond verstopt zitten en graaft die uit met zijn voorpoten waar lange nagels aan zitten.

Ondanks dat de das een redelijk groot dier is eet hij slechts gemiddeld 500 gram per nacht. De energie en voedingstoffen die in het voedsel zitten worden erg goed benut. Voor 500 gram zijn heel veel regenwormen en veel loopwerk nodig. Een das loopt niet hard en struint langzaam rond maar legt zo toch nog tussen de 2 en 4 km per nacht af.

 

 

FOTO NAGELS

 

Voortplanting

Om de soort in stand te houden zullen er nakomelingen moeten zijn. Dat is bij de mens zo en is bij de das niet anders. De das is net zo monogaam als de mens vermoed ik. Het grootste gedeelte van de dassen blijven hun hele leven bij elkaar maar soms scheiden de wegen zich. Er is geen specifieke paartijd voor dassen. Ze paren het hele jaar, met name in het voorjaar maar dat gaat gewoon door in de zomer. En zo als alles in een gematigd tempo gaat bij de das, is dat niet anders met de paring, die duurt vrij lang tot wel 90 minuten is mogelijk. Maar of je als zeug nu zo blij moet zijn met die aandacht. De beer kan haar vrij ruw behandelen, hij bijt haar in de nek, en meestal hoor je ook gekrijs van haar. En de jongen lopen er gewoon om heen te banjeren.

Na de paring gebeurt er iets bijzonders. Er vinden een paar celdelingen plaats en dan kapselt het embryo in, in de baarmoederwand, dat heet verlengde draagtijd. Er zijn meer dieren die dit hebben o.a. de steenmarter en de ree. Daar blijft die zitten tot begin/half januari en start de ontwikkeling van de jongen. Deze worden na ca. 7 weken geboren, februari/maart dus. Er worden 2 tot 4 jongen per keer geboren.

In de eerste 5 weken blijven de ogen gesloten en daarna duurt het 1 tot 3 weken voor ze voor de eerste keer heel even buiten komen onder toeziend oog van de moeder. Die zorgt er eerst voor dat de omgeving veilig is. Dat doet ze door met de neus omhoog de omgevingsgeuren op te snuiven. Pas als dat allemaal oké is haalt ze de jongen naar buiten. In het begin niet zo lang maar het buiten zijn wordt steeds verder verlengt. En als ze het niet vertrouwen schieten ze snel terug de burcht in. In het voorjaar kun je overdag de jongen op de burcht aantreffen maar naarmate ze ouder worden gebeurd dat steeds minder. Door veel te spelen en ravotten, en dat gaat er best wel stevig aan toe, bouwen ze de sociale band op en bereiden ze zich voor op hun volwassen leven waar ze ook wel eens een gevecht aan moeten gaan met bijvoorbeeld een vos of een soortgenoot die het territorium binnendringt. Zo vanaf juni gaan de jongen ook mee met de moeder om voedsel te leren zoeken, gevaren te herkennen en de omgeving te leren kennen. Eind oktober beginnen sommige jongen de ouderlijke burcht te verlaten maar lang niet alle jongen doen dat. Een groot gedeelte blijft langer en gaat pas een jaar later een nieuw territorium zoeken.

Als dat een mooie, goed van voedsel voorziene en van gevaar ontdane omgeving is kan een das best oud worden maar in de vrije natuur zal het einde van een das ongeveer rond 4 tot 6 jaar liggen. Een enkeling kan erg oud worden, er zijn voorbeelden bekend van 15 jaar maar dat zijn echte uitzonderingen.

Sporen, is de das aanwezig?

Omdat de das overdag niet zichtbaar is, kun je niet afgaan op waarnemingen van de levende dieren om te bepalen of ze aanwezig zijn. Toch is te bepalen of er dassen aanwezig zijn. Meestal door een combinatie van sporen.

Looppaadjes of wissels zijn een eerste aanwijzing. Dit zijn smalle paadjes, te smal voor een mens, die door het gras of hei heen lopen en vaak een wandelpad kruisen. Het kan ook door een vos of ree gemaakt zijn.

FOTO WISSEL

Pootafdrukken zijn wat lastig te beoordelen en wordt vaak verwisseld met een hond of vos. De pootafdruk van een das is toch echt anders:

  • Breed niervormig middenvoet kussen.
  • 5 teenkussens. Deze volgen in een boogje het voetkussen.
  • Vrij brede afdruk, ca. 5 tot 5,5 cm en de lengte 5cm
  • Nagelafdrukken goed te zien maar vaak zijn het er maar 4 i.p.v. 5

Pootafdruk das
Bron: Onbekend

Graafsporen. Je ziet dan kleine kuiltjes of schrapsels van mos of gras in de grond. Als er geen konijnenkeutels bij liggen kan het een das zijn. Maar een vos of wespendief zijn ook niet uit te sluiten.

Neusputjes. Een das wroet met zijn neus in de grond om het daar aanwezige voedsel te bemachtigen. Zo’n neusputje loopt wat taps toe en aan de bovenzijde is het gras wat omhoog geduwd. Maar ook hier kan de vos bezig geweest zijn alhoewel die meestal een wat smaller neusputje maakt.

FOTO NEUSPUTJE

Latrine of mestputje. Een van de mest duidelijke sporen is het mestputje. Dit is bijna altijd een rechthoekig gaat van ca. 20 bij 10 cm. Daarin liggen de uitwerpselen van een das die vrij variabel kunnen zijn. Afhankelijk van wat er gegeten is kan dit vast zijn en variëren in kleur van licht beige tot donkergroen tot zwart. Vaak zie je ook wat er gegeten is. De schilden van kevers of de onverteerde mais zit er nog in. Heeft hij veel regenwormen op dan is de mest zachter en loopt uit. Oudere mestputjes bevatten praktisch altijd donkere tot zwarte uitwerpselen.

FOTO MESTPUTJE

Ingangen of pijpen. Dit is de meest duidelijke aanwijzing. De pijpen zijn meer hoog dan breed, vlak aan de onderkant en gebogen aan de bovenkant. Lijkt op neogotische stijl. Het zand wat uit zo’n pijp komt ligt vaak in een halve maan achter de ingang. Vossen en konijnen doen dit nooit. Die gooien het zand recht naar achteren.

FOTO PIJP

Gevaren en schade en wat is er aan te doen?

Bijna ieder dier wordt aan gevaren blootgesteld. Dat zijn er voor de das echter bijzonder weinig wat niet wil zeggen dat sommige gevaren niet tot de ondergang van de das kan leiden. In de vorige eeuw werd de das namelijk praktisch helemaal gedecimeerd door de mens die de das als bedreiging zag voor de akkerbouw en dus moest die actief uitgeroeid worden. Rond 1960 is daar een eind aan gekomen maar begon de mens weer andere rare streken uit te halen. Gif deed zijn intrede, de welvaart nam toe en daarmee ook de bevolkingsgroei. Die zorgde weer voor leefgebied afbraak omdat dat voor woningbouw werd gebruikt of om wegen aan te leggen waar auto’s regelmatig een das dood rijden. Waterwegen werden afgezet met boeiboorden zodat geen enkel dier meer uit het water kon komen. En dan niet te vergeten, de ruilverkaveling zorgde ervoor dat het kleinschalige landschap verdween en daarmee ook de hagen, kleine bosjes en bramen hoekjes. Net wat het Nederlandse landschap zo mooi en divers maakte dus.

Daarnaast heeft onlangs de wolf zijn intrede in Nederland gemaakt. Die kan een das met gemak overmeesteren.

In Nederland en omringende landen is gelukkig het besef gegroeid dat je niet zonder natuur kunt en dat we er aan moeten werken om dit te herstellen ook al kost het soms opoffering. Zonder natuur zou de helft van de Nederlandse inwoners depressief zijn en de andere helft regelmatig ziek, zwak of misselijk. Een half uurtje Natuur per dag versterkt de mens.

De grootste gevaren voor de das zijn op dit moment dus de mens:

Het verkeer. Regelmatig worden er dassen doodgereden. In ons gebied de laatste jaren zo rond de 40/jaar en landelijk hebben we het dan over 700 stuks.

Oplossing kan zijn door rasters en fauna tunnels te plaatsen. In de omgeving van de LDD is dit op diverse plaatsen met succes uitgevoerd en is het aantal aanrijdingen drastisch verminderd.

Grafiek dode dassen cumulatief in en rond LDD. Dit is vanaf moment van herintroductie in 1999 t/m 2021
Bron: Distelvinkjes

Verstoring burcht. Soms is dit vandalisme of onwetendheid door bijvoorbeeld jeugd die op vakantiekampen ’s avonds het bos in gaan. Maar er worden ook moedwillig burchten verstoord, bijvoorbeeld omdat de das het mooie gazon omploegt, dat gras was toch al dood want dan zitten er emelten in, (de larve van de langpootmug) die de das een lekkernij vind, of er schade is in een maisveld of gaten in weilanden worden gegraven.

Voorlichting en educatie kan de verstoringen verminderen. Daarnaast, als het moedwillig gedaan wordt, helpt een fikse boete ook.

Er is een schadepotje bij de provincie beschikbaar voor het geval de das schade veroorzaakt bij boeren en tuinders. Agrariërs kunnen hier gebruik van maken. Er zit wel een eigen bijdrage aan vast.

Herinrichting leefgebied. Dit kan voor allerlei zaken zijn zoals woningbouw, aanleg infrastructuur maar ook omdat de prioriteit van een gebied aan andere flora of fauna wordt toegewezen.

Tot nu toe is het zo dat als een dassenburcht moet verdwijnen vanwege andere inrichting de dassen herplaatst moeten worden. Dit is veel vrijwilligerswerk en kost behoorlijk wat tijd. Het resultaat is dat de afgevangen dassen een nieuwe woonomgeving aangeboden krijgen.

Tot slot

Ik hoop je hiermee wat meer inzicht te hebben gegeven in het leven van de das, een prachtige marterachtige. Het mag duidelijk zijn dat een das een nachtdier is die meer aandacht en respect verdient dan dat hij de laatste eeuwen heeft gekregen. Zonder das zouden we meer last hebben van insecten en rottende dieren. Helaas zijn er toch nog mensen die een dassenburcht verstoren en, erger nog, vernielen. Ken je deze mensen, spreek ze er op aan. Laat ook onze volgende generaties genieten van natuur in het algemeen en de das in het bijzonder.

Related Articles

Ontwikkeling das

Free Joomla! templates by Engine Templates